Wat is de betekenis van improvisator?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Improvisator

m. (-s, -en). IMPROVISATRl'CE, v. (-s), die improviseert.

2025-07-17
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

improvisator

Het begrip improvisator heeft 2 verschillende betekenissen: 1) iemand die bij optredens improviseert. iemand die onvoorbereid optreedt voor een publiek en ter plaatse bedenkt wat hij zegt, ten gehore brengt of vertoont; iemand die bij optredens improviseert. 2) iemand die in situaties improviseert. iemand die in een onverwachte situa...

2025-07-17
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

improvisator

improvisator - Zelfstandignaamwoord 1. iemand die improviseert Woordherkomst Naamwoord van handeling van improviseren met het achtervoegsel -ator

2025-07-17
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Improvisator

wie improviseert.

2025-07-17
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Improvisator

iemand, die improviseert.

2025-07-17
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

improvisator

m. (improvisatrice, v.), spreker, musicus of dichter die improviseert.

2025-07-17
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

improvisator

m. (Lat.) improvisatores; (Ned.) improvisators, improvisatoren; (Lat. improvisus = onverwacht: improviserend dichter, redenaar, componist enz.).

2025-07-17
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

improvisator

improvisator - m., iemand, die voor de vuist spreekt, componeert, dicht, enz. ; het vrouwelijk woord is: „improvisatrice”.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Improvisator

IMPROVISATOR, m. (-s, -en), die improviseert.