Wat is de betekenis van Imposteeren?

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Imposteeren

IMPOSTEEREN, (imposteerde, heeft geïmposteerd), belasten; een impost leggen op, heffen van.

2025-07-15
Beknopt kunstwoordenboek

I.M. Calisch (1864)

imposteeren

imposteeren - bw. gel., belasten, eenen impost leggen op, □ heffen van

Gerelateerde zoekopdrachten