Wat is de betekenis van Ijdellijk?

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ijdellijk

bw., zonder nut, buiten noodzakelijkheid: gij zult den naam des Heren niet ijdellijk gebruiken (Deut. 5:11); — vruchteloos.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ijdellijk

bw. (zonder reden; lichtzinnig): de naam des Heren ijdellijk gebruiken.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ijdellijk

('ij:dəllək) bw. (→ ijdel 4): de naam des Heren uitspreken.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Ijdellijk

IJDELLIJK, bw. zonder nut, buiten noodzakelijkheid : (bijb.) gij zult den naam des Heeren niet ijdellijk uitspreken.