huishoudelijk
...
Wiktionary (2019)
huishoudelijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. het huishouden betreffende ♢ De huisman was vooral geïnteresseerd in elektrische huishoudelijke apparaten. Woordherkomst Naamwoord van handeling van huishouden met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-
Muiswerk Educatief (2017)
huishoudelijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: huis-hou-de-lijk 1. wat met het huishouden te maken heeft ♢ deze winkel verkoopt huishoudelijke apparaten 2. wie zich graag met het huishouden bezighoudt ...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. (-er, -st), 1. met aanleg en neiging voor het huishouden, goed wetende huis te houden: een huishoudelijke vrouw; — blijk gevend van die gezindheid : de helft weg te werpen, dat is niet huishoudelijk ; 2. op de huishouding betrekking hebbende : huishoudelijke zaken; voor huishoudelijk gebruik, om in de huishoud...
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw.; het huishouden betreffende; fig. spaarzaam, ordelijk: de huishoudelijke zaken; huishoudelijke uitgaven; voor huishoudelijk gebruik, geschikt voor de huishouding; een huishoudelijke vergadering, a) waarbij niet de gewone werkzaamheden plaatshebben, maar de inwendige aangelegenheden behandeld worden, b) met een huiselijk karakter; het huish...
Jozef Verschueren (1930)
(huis'houdələk) bn. en bw. 1. het huishouden betreffend: -e artikelen, zaken ; voor gebruik. 2. spaarzaam, ordelijk. 3. waarin de inwendige aangelegenheden behandeld worden : de -e vergadering van een gezelschap.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. (-er, -st), 1. aanleg voor het huishouden hebbend, goed wetende huis te houden: een huishoudelijke vrouw; 2. op de huishouding betrekking hebbend: huishoudelijke zaken; voor gebruik, om in de huishouding te gebruiken; huishoudelijke diensten, die diensten in een kazerne e.d. niet die niet tot de opleiding behoren; huishoudelijke voorlichting,...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: