Wat is de betekenis van huishond?

2024-04-29
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

huishond

Het begrip huishond heeft 2 verschillende betekenissen: 1) hond als huisdier. hond die geschikt is om te worden gehouden als huisdier. 2) iemands hond. hond die die door iemand als huisdier wordt gehouden.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Huishond

m. (-en), hond die het huis bewaakt.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

huishond

m. -en; hond, gehouden voor de gezelligheid; ook: waakhond.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

huishond

m. (-en) hond in huis als waakhond of voor genoegen gehouden.

Gerelateerde zoekopdrachten