hoopvol
...
Ontdek ons tijdschrift
en lees alles over taal uit Nederland en Vlaanderen*Zolang de voorraad strekt
Van Dale Uitgevers (1950)
bn., 1. van hoop vervuld of daaraan uiting gevend: hoopvolle blikken, brieven; 2. goede verwachting gevend, veelbelovend: een hoopvolle opbloei; hoopvolle leeftijd.
Wiktionary (2019)
hoopvol - Bijvoeglijk naamwoord 1. veel hoop gevend ♢ Dat de koorts zakte bij het zieke kind was een hoopvol teken voor de heel bezorgde ouders. Woordherkomst samenstelling van hoop en vol
Muiswerk Educatief (2017)
hoopvol - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: hoop-vol 1. waar hoop uit blijkt ♢ met een hoopvolle blik keek ze hem aan na haar verzoek 2. waar je veel van kunt verwachten ♢ dat is een hoopvol teke...
M. J. Koenen's (1937)
bn.; 1. vol hoop, vol verwachting: een hoopvolle blik; 2. veelbelovend: een hoopvolle toekomst; in de hoopvolle leeftijd van 7 jaar.
Jozef Verschueren (1930)
('ho:p) bn. en bw. 1. vol hoop : een -le blik. Tgst. hopeloos. 2. veelbelovend : een -le toekomst; in de -le leeftijd van 17 jaar.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: