Wat is de betekenis van hondenhok?

1) (1990+) (< Am.-Eng. sl. doghouse) (muz.) traditionele contrabas die door bassisten in een rock-'n rollgroep bespeeld werd. Door het toenemende geweld van drummers en elektrische gitaristen bijna niet meer hoorbaar en daarom meer en meer vervangen door een zgn. precision bass. • Bovendien werd een ander nadeel van de contrabas er niet mee...

hondenhok - Zelfstandignaamwoord 1. overdekte verblijfplaats voor één (waak)hond ♢ De volgende dag ben ik met mijn vrouw naar het tuincentrum gegaan. Ze wilde begonia’s en buxusheggen, die je in een mooie vorm kan knippen. Uiteindelijk kochten we een compleet tuinpaviljoen dat in de aanbieding was. Er zat ter...

hondenhok - zelfstandig naamwoord uitspraak: hon-den-hok 1. verblijf van een waakhond ♢ het grote beest lang aan een ketting in het hondenhok 2. slechte en kleine woonruimte ♢ de eerste jaren va...

hondenhok - Gebruik voor instellingen, waar honden worden gefokt en grootgebracht 'kennels'.

s.n., hounehok (it).

...

o. (-ken), 1. huisje, houten verblijf van een wachthond ; 2. (fig.) slecht, bekrompen verblijf; — lokaal voor executoriale verkopen in het beursgebouw te Amsterdam; 3. (in een pelmolen) naar onder nauwer wordende bak zonder bodem -waarin de door de stenen gepelde gerst valt; 4. kist van speciale vorm voor het vervoer van flessen of kruiken...

o. -hokken; hok voor een hond; ook: lokaal in het beursgebouw te Amsterdam, voor executoriale verkopen.