Wat is de betekenis van Hompelen?

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Hompelen

v., hompelje.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hompelen

(hompelde, heeft en is gehompeld), op moeilijke of gebrekkige wijze lopen, mank of kreupel gaan: hompelen en strompelen.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

hompelen

hompelde, heeft, is gehompeld; strompelen, hinken, kreupel lopen: die man hompelt langs de weg; zie den armen ezel met zijn zere poot daar hompelen!

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

hompelen

(hompelde, heeft gehompeld) [huppelen] 1. kreupel lopen, hinken: de ezel hompelt langs de weg, zijn poot doet hem zeer. 2. haperen: daar hompelt zéker wat.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Hompelen

HOMPELEN, (hompelde, heeft en is gehompeld), hinken, mank of kreupel gaan: hij hompelt; (ook) struikelen. HOMPELING, v. (-en).