Wat is de betekenis van Hollanders?

2024-04-30
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

Hollanders

Hollanders - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord Hollander

2024-04-30
Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Hollanders

Pzn, Johannes; geb. Oosterhout 17 maart 1821, overl. Oosterhout 18 februari 1892. Tijdelijk werkzaam in Amsterdam omstreeks 1842-1844. Leerling van Nic. de Keyser te Antwerpen. Schilderde portretten en religieuze voorstellingen.Tentoonstellingen Amsterdam 1840 en 1844 en Den Haag 1842: vier levensgrote borstbeelden der Evangelisten; Christus, va...

2024-04-30
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Hollanders

mv., (Barg.) sleutels met kruisers.

2024-04-30
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

Hollanders

sleutels met kruisen. Ze waren bezig enige Hollanders uit te pezen, uit te vijlen. Zie: kienen.

2024-04-30
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

hollanders

hollanders - m. mv., (argot), sleutels met kruisers.