hoerenmadam
(1904) bordeelhoudster. Ook wel hoerenwaardin. Vgl. madam(e)*. • Hij leefde met de bezoekers mee, zonder ze te zien. De schorre hoest van den één, de schelle ruzie-toon van den ander, ook wel de opzichtige, aanhalige lach van 'n jonge vrouw en het lijzige geklets van n ouwe hoeren-madam waren bekende vrienden, wier levenstee...