Wat is de betekenis van Hoegrootheid?

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hoegrootheid

v., de grootte, van iets, bedrag, omvang of inhoud : de hoegrootheid der voor het registreren van akten verschuldigde rechten is bij de wet vastgesteld.

2025-07-15
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

hoegrootheid

Grootte, bedrag, omvang. De schadelijder (moest) nog altijd bewijzen dat hij schade had geleden en welke de hoegrootheid van die schade was, Shopping (ed. Strombeek) 6/1/1977.Opm.: In de standaardt. volledig veroud. (freq. 0).

2025-07-15
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

hoegrootheid

v.; grootte, bedrag; maat; omvang.

2025-07-15
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

hoegrootheid

v. (...heden) grootte, bedrag, omvang, inhoud, maat.

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Hoegrootheid

HOEGROOTHEID, v. de grootte van iets, bedrag, omvang of inhoud: de hoegrootheid der voor het registreeren van akten verschuldigde rechten is bij de wet vastgesteld.

2025-07-15
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Hoegrootheid

Hoegrootheid, v. (...heden), bedrag, omvang, inhoud.