Wat is de betekenis van hoedje?

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

hoedje

hoedje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord hoed

2024-04-28
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

hoedje

(het, -s), (ook, niet alg.:) condoom. -Etym.: De vergelijking met het betreffende hoofddeksel ligt voor de hand, zoals ook het geval is bij het F chapeau (= hoed). - Syn. kondo, muts.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hoedje

o. (-s), zie aldaar.

2024-04-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

hoedje

o. (-s), kleine hoed, zegsw.: zich een lachen, erg over iets moeten lachen; onder één — spelen, gemene zaak maken, m.n. bij onzuivere, oneerlijke praktijken; onder een — te vangen zijn, zeer bedaard en ingetogen zijn ten gevolge van een grote schrik of een afstraffing.

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Hoedje

HOEDJE, o. (-s), zie HOED (1ste art.).