hoedje
hoedje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord hoed
Wiktionary (2019)
hoedje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord hoed
J. van Donselaar (1936)
(het, -s), (ook, niet alg.:) condoom. -Etym.: De vergelijking met het betreffende hoofddeksel ligt voor de hand, zoals ook het geval is bij het F chapeau (= hoed). - Syn. kondo, muts.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o. (-s), kleine hoed, zegsw.: zich een lachen, erg over iets moeten lachen; onder één — spelen, gemene zaak maken, m.n. bij onzuivere, oneerlijke praktijken; onder een — te vangen zijn, zeer bedaard en ingetogen zijn ten gevolge van een grote schrik of een afstraffing.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: