Wat is de betekenis van Hennegat?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

hennegat

hennegat - Zelfstandignaamwoord 1. het gat in de romp van een schip waar de roerkoning door gaat Woordherkomst samenstelling van hen en gat met het invoegsel -e-

2024-04-26
Jargon & Slang van Matrozen en mariniers

Marc De Coster (2017)

Hennegat

Hennegat - ronde opening in het achterschip, waar de schacht van het roer of de roerkoning door steekt.

2024-04-26
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

hennegat

zie patrijspoort

2024-04-26
Watersport A-Z

Kramer en de Bruin (1971)

Hennegat

Hennegat - 1. Vroeger op houten binnenschepen een driehoekige opening in het hek, waardoor de helmstok binnen boord kwam. →Hektjalk. 2. Tegenwoordig ronde opening in de scheeps huid waardoor de → roerkoning steekt.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hennegat

o. (-en), (scheepst.) 1. de ronde opening in de scheepshuid waardoor de roerkoning steekt; 2. het achterste afgeschoten gedeelte in een officierssloep waar degene zit, die liet roer bestuurt; — ook cockpit van een vliegtuig.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

hennegat

o.; eirond, cirkelvormig gat, door hetwelk de schacht van het roer binnen boord komt; officiersloep: stuurstoel.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

hennegat

o. (-en), 1. de ronde opening in de scheepshuid waardoor de roerkoning steekt; 2. het achterste afgeschoten gedeelte in een officierssloep waar de roerganger zit.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Hennegat

HENNEGAT, o. (-en), (scheepst.) de opening achter in het schip waardoor de helmstok steekt; (ook) het achterste afgeschoten gedeelte van de sloep, waar de kwartiermeester zit, die het roer bestuurt.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Zeemans woordenboek

Jacob van Lennep (1865)

Hennegat

z.n.o. 1°. Eivormige opening, boven den achtersteven gemaakt, om er den kop van ’t roer doorheen te brengen. 2°. Achterste gedeelte van de sloep, afgescheiden door het hekkebord, tot een zitplaats voor den kwartiermeester, die aan ’t roer zit.