Wat is de betekenis van heimelijkheid?

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

heimelijkheid

1) (17e eeuw) (euf., vero.) heimelijk gemak; toilet. Reeds in het werk van P.C. Hooft. • Die den buykloop hebben, zullen meenigmaal na de heymelijkheid (of met oorlof, den 3 kakstoel) moeten gaan... (François Rabelais: Alle de geestige werken. 1682) • In de middeleeuwen noemde men het geheim gemak heimelicheit, heimelcamere, heime...

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Heimelijkheid

v. (...heden), 1. verborgenheid, afzondering: een in heimelijkheid verrichte handeling; 2. (Zuidn.) geniepigheid ; 3. iets verborgens; (veroud.) sekreet, bestekamer (b.v. Matth. 15 : 17).

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

heimelijkheid

v. (...heden) 1. Eig. het heimelijk zijn : een in verrichte handeling. 2. Metn. iets heimelijks.