hebzuchtig
...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. (-er, -st), vervuld of blijk gevend van hebzucht: een hebzuchtig mens ; een hebzuchtige gedachte.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
hebzuchtig - Bijvoeglijk naamwoord 1. blijk gevend van hebzucht, hebberig ♢ De hebzuchtige jongen wilde meteen al het snoep hebben. Woordherkomst Afgeleid van hebzucht met het achtervoegsel -ig
Muiswerk Educatief (2017)
hebzuchtig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: heb-zuch-tig 1. veel voor jezelf willen hebben ♢ hij is nogal hebzuchtig en heeft weinig voor anderen over Bijvoeglijk naamwoord: heb-zuch-tig ... is hebzuchtiger dan ......
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj., habsuchtich, bigearich, bigearlik, ynklauwerich, ynklausk, ynhellich, happich; — persoon, grypfûgel, albigear.
J.H. van Dale (1898)
HEBZUCHTIG, bn. (-er, -st), gierig, inhalig een hebzuchtig mensch; eene hebzuchtige gedachte.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: