Wat is de betekenis van handenloos?

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

handenloos

handenloos - Bijvoeglijk naamwoord 1. verouderde spelling of vorm van handeloos van vóór 2006 Niet strak staan naar dromen vol mondloze, handenloos wegglippende wezens. Woordherkomst afleiding van handen met het achtervoegsel -loos

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

handenloos

bn. (fig. erg onhandig): alsof men geheel handenloos in de wereld was gekomen.

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

handenloos

('handən) bn. (...loze) en bw. 1. Eig. zonder handen. 2. Metf. erg onhandig.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Handenloos

HANDENLOOS, bn. zonder handen; (fig.) onhandig. HANDENLOOSHEID, v.

2024-04-28
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Handenloos

Handenloos, bn. zonder handen. *-HEID, v. gmv.