Wat is de betekenis van Hallelujahoed?

2024-04-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Hallelujahoed

1) (1890) (sch.) Leger des Heilshoedje. De pet van een opperofficier wordt in soldatentaal een 'hallelujapet' genoemd (dezelfde rode band). Vgl. Dui.: Hallelujahut. • Men zag toch denzelfden onnoozelen Fritz, maar in een Garibaldi hemd en met een bestellerspet op het hoofd, dezelfde springerige, grappige en vroolijke Duchesse, maar half versc...

2024-04-27
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Hallelujahoed

grote hoed van de vrouwen bij het Leger des Heils (spottend)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hallelujahoed

m. (-en), schertsende benaming voor de grote hoeden der vrouwelijke soldaten van het Leger des Heils.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

hallelujahoed

m. hallelujahoeden (spottend: hoofddeksel, zoals de vrouwelijke leden van het heilsleger dragen).

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

hallelujahoed

m. (-en) Spot. hoed als de vrouwelijke leden van het heilsleger dragen.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

hallelujahoed

m. (-en), scherts, ben. voor de grote hoeden van de vrouwelijke soldaten van het Leger des Heils.

Gerelateerde zoekopdrachten