Haler, hâler
I. haler: 1. (op-, in)halen, hijsen, voorttrekken, jagen [schuit]; 2. aanhitsen [jachthonden]; haler le vent, bij de wind ophalen. II. hâler: 1. verbranden, bruin maken [door de zon]; verschroeien; 2. se hâler, bruin worden.
Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)
I. haler: 1. (op-, in)halen, hijsen, voorttrekken, jagen [schuit]; 2. aanhitsen [jachthonden]; haler le vent, bij de wind ophalen. II. hâler: 1. verbranden, bruin maken [door de zon]; verschroeien; 2. se hâler, bruin worden.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: