Wat is de betekenis van Hagchelijk?

2024-04-28
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Hagchelijk

Hagchelijk, bn. en bijw. (-er, -st), gevaarlijk, netelig. *-HEID, v. gmv. gevaar, het gevaarlijke, neteligheid.

Gerelateerde zoekopdrachten