Wat is de betekenis van Haagspel?

2025-07-15
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Haagspel

o., (hist.) rederijkersfeest in een dorp.

2025-07-15
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

haagspel

o. haagspelen (letterk. der 15e en 16e eeuw: feestelijke wedstrijd v. rederijkerskamers, waarop al de kamers van het land en ook buitenlandse werden uitgenodigd).

2025-07-15
Woordenboek voor praktische kennis

Dr. L.M. Metz (1937)

Haagspel

Wedstrijd der rederijkerskamers op het platte land. Zulk een haagspel was minder in aanzien, dan een landjuweel in de steden, door de overheid uitgeschreven. Haag heeft daardoor de beteekenis gekregen van „eigen aan het platteland”, maar bovendien ook die van onwettig, heimelijk. Haagmunt, hagepreek, haagweduwe.

2025-07-15
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Haagspel

Haagspel - Haagspel is, in de taal der rederijkers, in tegenstelling met de officieele landjuweelen, een niet-officieel spel; deze tegenstelling echter gold alleen voor den Brab. dichtbond, die ontstaan was als gevolg van de centralisatie-politiek tegenover de kamers van Philips den Schoonen en die een 15-tal kamers groepeerde, welke officieele wed...

2025-07-15
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

haagspel

o. (-en) [Mned. hage, platteland ; van geringere betekenis] Eert. kleinere wedstrijd en feest voor rederijkerskamers. Tgst. landjuweel.

Gerelateerde zoekopdrachten