Wat is de betekenis van Guitzak?

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Guitzak

m. (-ken), (gew.) guit, schelm.

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Guitzak

GUITZAK, ra. (-ken), (gew.) guit, schelm die guitzakken hebben mijn geld gestolen.

Gerelateerde zoekopdrachten