Wat is de betekenis van Gruizen?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gruizen

gruizen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord gruis

2024-04-27
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

gruizen

Met een tang kleine deeltjes van een stuk glas afknijpen.

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gruizen

(gruisde, heeft en is gegruisd), 1. vergruizen, tot gruis maken (dicht.): het. kruit vat vuur en gruist het hecht arduin; 2. (glazenm.) de kanten van glasruiten door afbrokkeling gelijkmaken, afgruizelen; 3. (w. g.) tot gruis worden, te niet gaan : al gruizen koninkrijken....

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gruizen

gruisde, h. (1), i. (2) gegruisd (1 tot gruis maken, verbrokkelen; 2 lit. t. tot gruis worden): 1. iets tot stof gruizen, vermorzelen, vermalen; de onregelmatige rand van een vensterruit recht gruizen, nl. met het gruisijzer afbrijzelen; 2. al gruizen koningskronen.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gruizen

(gruisde, gegruisd) 1. [gruis I 1] a. (heeft) Eig. tot gruis maken: tot stof -. b. (is) Metn. tot gruis worden: -de koningskronen. 2. [gruis II] (heeft) met het gruisijzer gelijkmaken: de rand van een vensterruit -.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gruizen

(gruisde, heeft en is gegruisd), 1. vergruizen, tot gruis maken; 2. de kanten van glasruiten door afbrokkeling gelijkmaken, afgruizelen.

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gruizen

GRUIZEN, (gruisde, heeft gegruisd), vergruizen, tot gruis maken (dicht.) het kruit vat vuur en gruist het hecht arduin; — (glazenm.) de kanten van glasruiten door afbrokkeling gelijk maken, afgruizelen; — (w. g.) tot gruis worden, te niet gaan: al gruizen koninkrijken, …

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Gruizen

Gruizen, bw. gel. zie VERGRUIZEN. *...ZIG, bn. (-er, -st), gruisachtig. *...ZIGHEID, v. gmv.