Wat is de betekenis van Grub?

2024-04-26
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

grub

I. larve, made; ploeteraar; slons; eterij, kost; his grub and (his) bub, zijn natje en zijn droogje; II. graven, wroeten; zich afbeulen (op at); ploeteren (aan away at); bikken, schransen; grub along (on), door-, voortploeteren (aan); III. opgraven, om-, uitgraven, rooien (ook: grub up).

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grub

v. (-ben), (gew. en Zuidn.) greppel, vore; (ook) kuil, putje.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Grub

GRUB, v. (gew.) greppel, vore; (ook) kuil.