Wat is de betekenis van grootwarenhuis?

2025-07-17
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

grootwarenhuis

grote winkel. grote winkel met een aanbod dat de meeste consumptiegoederen en luxegoederen omvat en die vaak gehuisvest is in een gebouw met meerdere verdiepingen; warenhuis; ook vaak met inbegrip van supermarkten, grote zelfbedieningszaken waar men de gewone consumptiegoederen kan kopen. Voorbeelden: De hele dag lummelde ik maar wat...

2025-07-17
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

grootwarenhuis

warenhuis In een grootwarenhuis stal ik een schaar op de benedenverdieping en knipte er drie roltrappen hoger de witte alarmplaatjes mee uit een gifgroene anorak. (Annelies Verbeke, Slaap!) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangbaarheid: 6 Vlaamsheid: 7

2025-07-17
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

grootwarenhuis

(het, -huizen) warenhuis, supermarkt. Een vzw gebouwd rond de basketbalploeg zal de zaal financieren met de verkoop van appartementen en een grootwarenhuis op de site die gesitueerd is naast het voetbalstadion. - BvL, 03-02-2003.

2025-07-17
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-17
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)