Wat is de betekenis van grootsheid?

2024-04-30
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

grootsheid

grootsheid - Zelfstandignaamwoord 1. verheven boven de rest van de wereld De deftigheid en de grootsheid van de Oranjes is door de eeuwen heen een stralend voorbeeld geweest voor de Nederlandse adel. 2. van een hoge morele standaard Het getuigde van grootshei...

2024-04-30
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

grootsheid

prag; fierheid, trots.

2024-04-30
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Grootsheid

s., swidens.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grootsheid

v., 1. het groots-zijn, hoge staat: dromen van geluk en grootsheid; 2. verheven-, indrukwekkendheid : de stille, plechtige grootsheid van dit wintergezicht; 3. fierheid, trots, hoogmoed : zij doet het uit grootsheid.

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

grootsheid

v. (het groots-zijn: fierheid; verwaandheid; fig. indrukwekkendheid): de grootsheid van het Alpenlandschap.

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

grootsheid

v. het groots zijn.

2024-04-30
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

grootsheid

v., 1. het groots zijn, hoge staat: dromen van geluk en — 2. verheven-, indrukwekkendheid: de stille — van dit wintergezicht; 3. fierheid, trots, hoogmoed: zij doet het uit —.

2024-04-30
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)