Grootschheid
GROOTSCHHEID, v. het grootsch zijn, weelderigheid droomen van geluk en grootschheid; — indrukwekkendheid de stille, plechtige grootschheid van dit wintergezicht; — fierheid, trots, hoogmoed: zij doet het uit grootschheid.
J.H. van Dale (1898)
GROOTSCHHEID, v. het grootsch zijn, weelderigheid droomen van geluk en grootschheid; — indrukwekkendheid de stille, plechtige grootschheid van dit wintergezicht; — fierheid, trots, hoogmoed: zij doet het uit grootschheid.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: