Wat is de betekenis van grootmaker?

2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

grootmaker

m. grootmakers (snoever, pocher); w. g.

2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

grootmaker

m. (-s) 1. hij die grootmaakt. 2. druktemaker, pocher, snoever.

Gerelateerde zoekopdrachten