Wat is de betekenis van Grootkanselier?

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grootkanselier

m. (-s), titel van de opperzegelbewaarder bij sommige ridderorden: de grootkanselier van het Legioen van Eer.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

grootkanselier

m. grootkanseliers of grootkanselieren (opperzegelbewaarder bij sommige ridderorden): hij is grootkanselier van het Legioen van Eer.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

grootkanselier

m. (-en, -s) opperzegelbewaarder bij sommige ridderorden: van het Legioen van Eer.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

grootkanselier

m. (-s), titel van de opperzegelbewaarder bij sommige ridderorden en bij sommige universiteiten: de — van het Legioen van Eer; de aartsbisschop van Mechelen is — van de universiteit te Leuven.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Grootkanselier

GROOTKANSELIER, m. (-s), titel van den opperzegelbewaarder bij sommige ridderorden de grootkanselier van het Legioen van Eer.

Gerelateerde zoekopdrachten