Wat is de betekenis van grootdoen?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

grootdoen

deed groot, h. grootgedaan (op grote voet leven, zich grote uitgaven veroorloven).

2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

grootdoen

(deed groot, heeft grootgedaan) op grote voet, rijk, ruim leven.

2025-07-16
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)