Wat is de betekenis van Grondeigendom?

2024-04-26
Encyclopedie van de Zaanstreek

Eindredactie Jan Pieter Woudt & Klaas Woudt (1991)

Grondeigendom

Zie: ➝ Economische geschiedenis 1.2.1.

2024-04-26
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Grondeigendom

Eigendom van gronden, van agrarische eigendommen; en dit wel hetzij i.h.a., hetzij t.o.v. bepaalde zaken of een bepaald persoon. G. als zodanig is niet onderscheiden van eigendom t.a.v. andere zaken, al verleent het blijvende karakter van grond er wel een grotere betekenis aan. In de wandeling spreekt men niet zozeer van g. als wel van grondbezit,...

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grondeigendom

1. m., het eigendomsrecht op grond; het in eigendom hebben van grond, grondbezit; — 2. o. (-men), stuk grond, dat iemand in eigendom heeft, landerij.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

grondeigendom

1. m. (recht, bezit van grond). 2. o. grondeigendommen (stuk grond, dat men bezit).

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

grondeigendom

(’grond) I. m. 1. Eig. grondbezit. 2. Metn. eigendomsrecht op grond. II. o. (-men) stuk grond, in eigendom bezeten.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

grondeigendom

1. m., het eigendomsrecht op grond; grondbezit; 2. o. (-men), stuk grond, dat iemand in eigendom heeft.

2024-04-26
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Grondeigendom

zie Eigendom.

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Gerelateerde zoekopdrachten