Groeikracht
s., groei(krêft), groed(e), helm, skoat.
Van Dale Uitgevers (1950)
v., kracht van een levend organisme om te groeien ; het vermogen der natuur om te doen groeien.
Jozef Verschueren (1930)
('groei) v. 1. kracht, vermogen van een levend wezen om te groeien. 2. kracht, vermogen van de natuur om te doen groeien : onbedwingbare -.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
v./m., kracht van een levend organisme om te groeien; het vermogen van de natuur om te doen groeien.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: