Grimmigheid
s., grime, grimmitigens.
Van Dale Uitgevers (1950)
v., heftige toorn, verbolgenheid; (O. T.) de heilige verontwaardiging des Heren : daarom heeft hij over haar uitgestort de grimmigheid zijns toom» (Jes. 42:25).
J.H. van Dale (1898)
GRIMMIGHEID, v. heftige toom, verbolgenheid; (O. T.) de heilige verontwaardiging des Heeren daarom heeft hij over haar uitgestort de grimmigheid zijns toorns.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: