Wat is de betekenis van Grimmigheid?

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Grimmigheid

s., grime, grimmitigens.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grimmigheid

v., heftige toorn, verbolgenheid; (O. T.) de heilige verontwaardiging des Heren : daarom heeft hij over haar uitgestort de grimmigheid zijns toom» (Jes. 42:25).

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

grimmigheid

v. (heftige toorn; verbolgenheid): de oude grimmigheid v. zijn karakter, wreveligheid.

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Grimmigheid

GRIMMIGHEID, v. heftige toom, verbolgenheid; (O. T.) de heilige verontwaardiging des Heeren daarom heeft hij over haar uitgestort de grimmigheid zijns toorns.