Wat is de betekenis van grijsachtig?

2024-04-26
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

grijsachtig

neigend naar grijs. neigend naar grijs; met een grijze tint. Voorbeelden: De grote bladeren zijn hartvormig of gelobd en groen van kleur, de behaarde stengels zijn grijsachtig. De Standaard, 1995 Uit de losse stukken steenhard, effen en lichtgekleurd eikehout, bleekbruine beuk, grijsachtige es en gevlamde pitchpine vervaardig...

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

grijsachtig

grijsachtig - Bijvoeglijk naamwoord 1. gelijkend op, of eigenschappen hebbend van grijs Het was weer een van die grijsachtige, bewolkte dagen waar Nederland zo rijk aan is. Woordherkomst afgeleid van grijs met het achtervoegsel -achtig Synoniemen ongekleurd, saai

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Grijsachtig

adj., grizich, griiseftich, gibbich.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grijsachtig

bn. (-er, -st), een weinig grijs, naar het grijze zwemende : grijsachtige ogen.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

grijsachtig

bn. (zwemende naar het grijs, een weinig grijs): een man met grijsachtige haren.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

grijsachtig

bn. en bw. op grijs gelijkend : -e ogen.

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Grijsachtig

GRIJSACHTIG, bn. (-er, -st), een weinig grijs, naar het grijze zweemende: grijsachtige oogen. GRIJSACHTIGHEID, v.