Wat is de betekenis van griezelig?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

griezelig

griezelig - Bijvoeglijk naamwoord 1. angst en afkeer oproepend Rozen snoeien lijkt veel griezeliger dan het is. Woordherkomst afgeleid van griezel (stam van het werkwoord griezelen) met het achtervoegsel -ig Synoniemen huiveringwekkend, eng

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

griezelig

griezelig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: grie-ze-lig 1. wat je laat rillen van angst of afkeer ♢ ze vond het wel griezelig om over die smalle brug te lopen Bijvoeglijk naamwoord: grie-ze-lig ... is griezeliger da...

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Griezelig

bn. bw. (-er, -st), 1. huiveringwekkend, ijzig: een griezelig gezicht; — een gevoel van afgrijzen, walging verwekkende: een griezelige wond; — vand.: griezelig van iets zijn, er voor huiveren, door afkeer bevangen worden ; 2. huiverig : ‘t is om er griezelig van te worden ; het is griezelig weer,...

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

griezelig

bn., bw. (huiveringwekkend, ijzig): een griezelige vondst; ‘t is griezelig koud, zó dat men huivert.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

griezelig

bn. en bw. (-er, -st) huiveringwekkend, ijzig : een -e wond; weer; koud.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

griezelig

bn. en bw. (-er, -st), 1. huiveringwekkend, ijzig: een gezicht; een gevoel van afgrijzen, walging verwekkend: een griezelige wond.

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Griezelig

GRIEZELIG, bn. bw. (-er, -st), huiveringwekkend, ijzig een griezelig gezicht; — een gevoel van afgrazen, walging verwekkende; eene griezelige wond: — huiverig ‘t is om er griezelig van te worden: het is griezelig weer, koud, grillig; — bw.: ‘t is griezelig koud, om er van te huiveren. GRIEZELIGHEID, v. (...heden).