Grei
m., (Zuidn.) lust, begeerte, welgevallen : geld en goed dat is de grei van de vrek; het is geen grei, het is kwa grei, liet is niet aangenaam, er is geen reden tot vreugde.
Van Dale Uitgevers (1950)
m., (Zuidn.) lust, begeerte, welgevallen : geld en goed dat is de grei van de vrek; het is geen grei, het is kwa grei, liet is niet aangenaam, er is geen reden tot vreugde.
J.H. van Dale (1898)
GREI, m. (Zuidn.) lust, begeerte, welgevallen: geld en goed dat is de grei van den vrek; het is geen grei, het is kwa grei, het is niet aangenaam, er is geen reden tot vreugde.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: