grappen
grappen - Werkwoord 1. (inerg) iets grappigs zeggen ♢ Af en toe grapte de pastoor zelfs en moesten de mensen hard lachen. grappen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord grap
Wiktionary (2019)
grappen - Werkwoord 1. (inerg) iets grappigs zeggen ♢ Af en toe grapte de pastoor zelfs en moesten de mensen hard lachen. grappen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord grap
J. van Donselaar (1936)
(grapte, heeft gegrapt) onoverg., overg., 1. niet ernstig zin, (het) niet menen. Je grapt, je grapt het. 2. voor de gek houden. Je grapt me! - Etym.: AN g. (onoverg., niet alg.) = schertsen. - Syn. grappen maken (met). -: grappen met, niet ernstig nemen, luchtig doen over. Met het geluk van onze kinderen heb ik nooit zitten grappen (Defares 16)....
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: