gofferd
1) (1995) (inf.) (grote) mond. Van het Bargoense werkwoord ‘gofferen*’ (eten). • Ik ben nu 63 jaar en ik kan niet uitleggen waarom ik nog steeds geloof. Zie je dat kruisbeeld aan de muur? Ik heb maar een vriendje en dat is Hij. Ik praat met Hem voor het naar bed gaan. Als ik het vergeten ben, sta ik weer op. Naar de kerk hoef ik ni...