Wat is de betekenis van goeiendag zeggen?

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

goeiendag zeggen

(1984) (Vlaanderen, euf.) geslachtsgemeenschap hebben. ‘Hij zegt me maar één keer per week goeiendag’. Syn.: gedag* zeggen. • (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)