gedag zeggen
(1974) (Barg.) (vanuit het standpunt van de vrouw) geslachtsgemeenschap hebben. 'Hij zegt me maar één keer per week gedag.' Syn.: goeiendag* zeggen. In de preutse negentiende eeuw werd elke expliciete omschrijving van de geslachtsdaad zoveel mogelijk vermeden. Men zocht zijn toevlucht tot allerlei verhullende termen en ui...