Wat is de betekenis van zeggen?

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

zeggen

zeggen - onregelmatig werkwoord uitspraak: zeg-gen 1. het mondeling onder woorden brengen ♢ hij zegt dat hij geen tijd heeft 1. zo gezegd, zo gedaan [het is gebeurd zoals het was afgesproken]...

2024-04-25
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

zeggen

Bieden. In uitdrukkingen als: ‘iets zeggen’ en, aan het begin van een spel gericht tot een niet oplettende gever, ‘jij moet het zeggen’. De term is ondanks de opkomst van bidding boxes, waarmee zwijgend wordt geboden, gangbaar gebleven.

2024-04-25
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

zeggen

in: hij zeit wat, kan mij wat schelen, zeur niet: DAAN 35.

2024-04-25
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

zeggen

zij zegden (eigenzinnige verleden tijd van ‘zeggen’)

2024-04-25
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

zeggen

- het is te zeggen [afkorting: t.t.z.], dat wil zeggen. Het voorjaar van 2002 ging hij met pensioen. Het is te zeggen, Van der Meyden is nu actief in de circuswereld. - GvA, 09-08-2002. - en zeggen dat, en dan te bedenken dat zie omzeggens.

2024-04-25
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Zeggen

1. dat je zegt, modefrase die erg in zwang is onder hedendaagse jongeren. Bet. zoveel als ‘in-derdaad’. Wordt gebruikt wanneer men zijn instemming met iets wil betuigen. Bijv. het was echt datje zegt geweldig. 2. ik zeg maar zo, ik zeg maar niks, ik geef geen commentaar. Dooddoener. Tevens titel van een succesrijk boek (over dooddoeners en clichés)...

2024-04-25
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

zeggen

In Vlaanderen komt volgens Mullebrouck (1984) voor loop zeg het aan de paster van Lapscheure! Lapscheure is een dorp in de gemeente Damme in West-Vlaanderen. Omdat iemand zich ergerniswekkend gedraagt, verwenst men hem naar elders. De betekenis komt overeen met ‘rot op’. Bij navraag in 1999 bleek dat nog 11 van de 111 Vlaamse zeg...

2024-04-25
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

zeggen

1. In de verb. 't is te zeggen (veelal afgekort tot: t.t.z.) (gall., ter vert, van fr. c’est-à-dire), dat wil zeggen (d.w.z.), dat is (d.i.), met andere woorden (m.a.w.); - ook: dat is te zeggen (om te kennen te geven dat een bep. uitspraak niet volledig strookt met de waarheid en een aanvulling of verbetering...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zeggen

v., sizze, sei, sein; (for)telle; iets —, lûd jaen; — waar het op staat, út ’e ban bite, nearne foar omhelje; daar valt niets van te —, dêr is gjin sizzen fan; veel, weinigover, gâns, net folie meitsje fan; tehebben over, kediz...