Wat is de betekenis van godganselijk?

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

godganselijk

bn. (versterking van godgans: algeheel): de godganse dag zit hij te hengelen: ik zit al drie godganse uren te studeren (met de bijgedachte aan verveling).

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)