Wat is de betekenis van Gispster?

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gispster

GISPSTER, v. (-s), iem. die gispt. GISPING, v. (-en), vinnige, hekelende berisping

Gerelateerde zoekopdrachten