gespleten
gespleten - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van splijten Woordherkomst voltooid deelwoord van splijten en een klinkerwisseling ij-ee (IPAː /ɛɪ/ - /e/)
Wiktionary (2019)
gespleten - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van splijten Woordherkomst voltooid deelwoord van splijten en een klinkerwisseling ij-ee (IPAː /ɛɪ/ - /e/)
Muiswerk Educatief (2017)
gespleten - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ge-sple-ten 1. wat een spleet heeft ♢ dit dier heeft gespleten hoeven 1. gespleten verhemelte [met een open verbinding tussen mond en neusholte]...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn., 1. een spleet hebbend, met insnijdingen: dieren met hoeven; bladeren; 2. lijdend aan schizofrenie; 3. innerlijk verdeeld (van mens, groep of volk).
J.H. van Dale (1898)
GESPLETEN, bn. eene spleet hebbende dieren met gespleten hoeven; — een paard met een gespleten rug. met een rug die in het midden eene diepe groeve heeft, loopende van de schoft tot aan den staartwortel; — door insnijdingen die omstreeks tot het midden gaan, in afdeelingen verdeeld.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: