geschift
(1914) (inf.) (m.t. personen) gek; niet goed wijs, (m.t. zaken) waanzinnig. Schiften wordt doorgaans gebruikt m.b.t. het door elkaar lopen van melk. Hier wordt hetzelfde gesuggereerd van de hersenen. • Hij is geschift zegt men wel van iemand, die niet goed wijs is. Men denke aan het schiften der melk. (Spreekwoorden en spreekwoordelijke uitdru...