geschetter
o. (het telkens of voortdurend schetteren); het geschetter der bazuinen; fig. dat geschetter van hem, gesnoef, gepoeh.
M. J. Koenen's (1937)
o. (het telkens of voortdurend schetteren); het geschetter der bazuinen; fig. dat geschetter van hem, gesnoef, gepoeh.
Jozef Verschueren (1930)
('schettər) o. 1. het aanhoudend schetteren : het der bazuinen. 2. gepoch, gesnoef : het hinderend van die man.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o., 1. geschetterd geluid, b.v. van vogels, m.n. van koperen blaasinstrumenten; 2. gesnoef, gezwets.
J.H. van Dale (1898)
GESCHETTER, o. het schetterend geluid van vogels of koperen blaasinstrumenten; — gesnoef, gezwets.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: