geroep
geroep - Zelfstandignaamwoord 1. het voortdurend roepen Woordherkomst Naamwoord van handeling van roepen met het voorvoegsel ge-
Wiktionary (2019)
geroep - Zelfstandignaamwoord 1. het voortdurend roepen Woordherkomst Naamwoord van handeling van roepen met het voorvoegsel ge-
J.H. van Dale (1898)
GEROEP, o. het telkens of aanhoudend roepen: het geroep van brand trof mijn oor, op mijn geroep kwam de vrouw aanloopen.
I.M. Calisch (1864)
Geroep, o. gmv. *...ROERD, dw. zie ROEREN. -, bn. ondereengemengd; -e eijeren. *...ROFFEL, o. gmv. *...ROGCHEL, (B. ...ROCHEL), o. gmv. *...ROMMEL, o. gmv. *...RONK, o. gmv. *...RONNEN, bn. dik geworden, gestold; (spr.) zoo gewonnen, zoo -, zoo verdiend, zoo verteerd. *...ROOST, -ERD, bn. op den rooster gebraden.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: