Wat is de betekenis van geroep?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

geroep

geroep - Zelfstandignaamwoord 1. het voortdurend roepen Woordherkomst Naamwoord van handeling van roepen met het voorvoegsel ge-

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Geroep

s.n., gerop (it), roppen (it).

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

geroep

o. (het roepen; kreet, kreten).

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

geroep

(gə’roep) o. het aanhoudend roepen.

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Geroep

GEROEP, o. het telkens of aanhoudend roepen: het geroep van brand trof mijn oor, op mijn geroep kwam de vrouw aanloopen.

2024-04-27
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Geroep

Geroep, o. gmv. *...ROERD, dw. zie ROEREN. -, bn. ondereengemengd; -e eijeren. *...ROFFEL, o. gmv. *...ROGCHEL, (B. ...ROCHEL), o. gmv. *...ROMMEL, o. gmv. *...RONK, o. gmv. *...RONNEN, bn. dik geworden, gestold; (spr.) zoo gewonnen, zoo -, zoo verdiend, zoo verteerd. *...ROOST, -ERD, bn. op den rooster gebraden.