geldzak
(19e eeuw) (scheldw.) iemand die veel geld heeft, rijkaard, kapitalist. Zie ook: wandelende* geldzak. Vgl. goudbek*; goudvink*; markies* van Carabas; plutocraat*; poen*; rastekweir*; Richard*; rijke stinker; splinterbol*. • (P.J. Harrebomée: Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal. 1858-1862) • Geld, ja, geld is de ziel van den k...