Wat is de betekenis van Geldhond?

2024-04-29
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

geldhond

(de, -en) geldwolf, geldduivel, vrek. Want zoals God en Allah hun trouwste gelovigen onverbiddelijk op de proef stellen, zo moet ook de beginnende belegger spitsroeden lopen om te bewijzen dat hij meer is dan een kruising tussen een hebberige geldhond en een bange wezel. - Trends, 25-10-2001.

2024-04-29
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

geldhond

Geldwolf, geldduivel, vrek.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

geldhond

m. -en (Z.-N. geldwolf).

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

geldhond

m. (-en) → geldduivel.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Geldhond

GELDHOND, m. (Zuidn.) geldduivel, geldwolf.