Wat is de betekenis van geilen?

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

geilen

1) (1887) (inf.) geil zijn; seksueel opgewonden raken. 'Geilen op iemand'. • Haar gezicht kreeg zoo een bizonder waas, een geur van weemoed en verlangen in het onder den parasol verzachte licht, in het door de doorschijnende voering licht groen geverfde half-donker, dat Jozef zat te geilen als een gek. (Lodewijk van Deyssel: Een lie...

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

geilen

geilen - Werkwoord

2024-04-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

geilen

(geilde, heeft gegeild), 1. (alleen nog van dieren) geil zijn; een hevige prikkel hebben tot paring; 2. (plat) op (naar) iemand of iets, er geil op zijn, met wellustige blikken verslinden: wat zit je weer op die mooie kerel te -!; (fig.) hartstochtelijk verlangen naar.

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Geilen

GEILEN, (geilde, heeft gegeild), (alleen in de platte spreektaal) geil zijn, eene sterke geslachtsdrift gevoelen, een hevigen prikkel hebben tot paring geilen op (naar) iem. of iets (t. w. een lichaamsdeel), er geil op zijn, ze met wellustige blikken verslinden wat zit je weer op die mooie meid te geilen !; — (plat) hartstochtelijk verlangen...

2024-04-28
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)