geilen
1) (1887) (inf.) geil zijn; seksueel opgewonden raken. 'Geilen op iemand'. • Haar gezicht kreeg zoo een bizonder waas, een geur van weemoed en verlangen in het onder den parasol verzachte licht, in het door de doorschijnende voering licht groen geverfde half-donker, dat Jozef zat te geilen als een gek. (Lodewijk van Deyssel: Een lie...