Wat is de betekenis van Gehoorbeen?

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gehoorbeen

o.-beenderen (beentje in het gehoororgaan; bij zoogdieren drie beentjes, hamer, aanbeeld en stijgbeugel in de trommelholte).

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gehoorbeen

o. (-deren, ...benen; -tje) een der drie beentjes (hamer, aambeeld, stijgbeugel) in de trommelholte van het oor.

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gehoorbeen

GEHOORBEEN, o. (-deren), (ontl.) algemeene benaming van de beenderen, die zich in het oor van mensch en dier bevinden; de gehoorbeentjes, de drie in de trommelholte van het oor aanwezige beentjes, t. w. de hamer, het aanbeeld en de stijgbeugel.

2024-04-27
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)